vrijdag 7 december 2018

Matata in Makiso

Het zorgeloze hakuma matata van verleden week was deze week even buiten zicht. Er waren serieuze rellen in Makiso, hier voor de deur en op weg naar het centrum. Studenten van de universiteit hadden ongevraagd een demonstratie gehouden tegen de verhoging van het studiegeld, en een wegblokkade opgeworpen. Toen een taxi-man me zijn motor een doorgang wilde forceren, werd hij gemolesteerd door studenten. Dat riep een solidaire actie op van alle motor-taxi chauffeurs. Twee groepen van dezelfde leeftijd, maar met een verschillende sociale achtergrond en een verschillend toekomstperspectief, stonden lijnrecht en grimmig tegenover elkaar. Groepen van honderden vechtlustige jongelui. De eerste dag raceten de motoren luid toeterend, schreeuwend en zingend hier door de straat. Sommige chauffeurs stonden in volle vaart met losse handen boven op hun motors. Geweld hing in de lucht en de politie loste waarschuwingsschoten. De volgende ochtend laaide de strijd weer vroeg op en gingen de schermutselingen over in geweld. Er hadden zich relschoppers bij aangesloten, die de gelegenheid te baat namen om die 'bevoorrechte' studenten een lesje te leren.

De laatste tijd ga ik te voet naar Centre Simama, een wandeling van ongeveer een kwartiertje. Toen ik vertrok leek het even rustig. Ver voor me waren de motor-taxi's op weg om de confrontatie met de studenten aan te gaan. Mensen langs de kant volgden actievoerders angstvallig. Ik zag iemand met een flink geweer voor de deur van zijn huis staan. Op een kruispunt vlakbij Simama kwam de meute in paniek terugrennen. Over en weer werd er met stenen gegooid. 'Je had in huis moeten blijven' zei een man, toen ik opzij moest springen om een verdwaalde kei te ontwijken. Ik had geen idee dat het zo uit de hand kon lopen. Hoe licht ontvlambaar hier de onderhuidse spanningen zijn.

In het centrum was het stil. Er was geen taxivervoer, dus waren er ook geen patiënten. De geplande huisbezoeken gingen niet door. Overal in de stad had de politie de weg geblokkeerd. Van het ene op het andere moment is de dagelijkse gang van zaken helemaal ontregeld. Gemoederen raken snel verhit onder evenaar. Met het oog op de geplande verkiezingen van 23 december worden mzungu's dan ook aangeraden om op tijd de wijk te nemen.

Die rellen tussen de studenten en de taxi-men - ze duurden twee dagen - leggen een gevoelige overheids-zenuw bloot. Zonder een goede infrastructuur van het land stagneert de economische ontwikkeling. Een snel groeiende vitale jonge generatie eist een betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen. De uitzichtloze armoede, waarin driekwart van de Congolese bevolking leeft van een halve dollar per dag, is een kruidvat, dat ieder moment dat ontploffing kan komen. Het gaat om de ontwikkeling van de potentiële welvaart van het land, waarvan ook de armste bevolkingsgroepen willen profiteren. Het oosten van Congo en met name Kisangani kampt met spanningen met buurland Ruanda, dat hier onder meer de diamanthandel wil domineren. De aanwezigheid van militaire milities herinnert dagelijks aan het dreigende geweld van buitenaf. Daarnaast is er een solidaire weerspannigheid tegen het binnenlandse politieke beleid, dat de noden van de minderbedeelde meerderheid negeert: smeulende vuren die plotseling op kunnen laaien.

Kisangani is een metropool, samengesteld uit zes verschillende woonkernen: Tshopo, Makiso, Kisangani, Kabondo, Mangobo en Lubunga. Het totale inwonertal van Kisangani wordt geschat op anderhalf miljoen. Een verplichte officiële registratie bij de burgerlijke stand is er niet. Vanaf 18 jaar kunnen mensen zich laten inschrijven voor een verkiezingskaart. Sinds het officiële identiteitsbewijs na de dood van Lumumba is afgeschaft, geldt dit ook als een identiteitsbewijs,
Dwars door de stad stroomt gestaag de Congo. La Fleuve is met een lengte van 4.374 km. de grootste verkeersader van het land. Vanwege de talrijke watervallen is de rivier over 3.000 km bevaarbaar, vanaf ongeveer Kisangani tot aan de Atlantische Oceaan. Hier bij Kisangani en op weg naar Matadi zijn spoorwegen aangelegd om de watervallen te passeren.

Vandaag steken Dieudonné en ik de Congo over in een piroque. Ruim dertig man zit op de rand van een soort kano, die in één stuk uit een boom is uitgehouwen. Tijdens de spitsuren kost de overtocht 500 Congolese Francs per persoon. Dat is 35 eurocent. Op andere tijden wordt je voor 200 FC overgezet. We zijn op weg naar Lubunga. Dat ligt aan de overkant van La Fleuve. Dit stadsdeel vertelt een heel ander verhaal dan de wijk Makiso, waar ik nu logeer. Het plattelandsleven van Lubunga is organisch verweven met de omgeving. Het geeft de indruk van een bijna idyllische plaatje, waarbij het privéleven naadloos lijkt over te gaan in een openbaar gemeenschappelijk leven.



Hier heerst niet de hectiek van de stad. Het leven speelt zich onder de zon af, waarbij kippen en geiten deel uitmaken van het straatbeeld. Er is geen zichtbaar contrast tussen rijk en arm en nauwelijks gemotoriseerd verkeer. Een imposant kerkgebouw, centraal in het dorp, herinnert aan koloniale tijden van weleer. In de tuin repeteert het koor opwekkende gospelliederen. Er wordt blootsvoets gevoetbald op de roodgekleurde aarde en kinderen spelen er ongestoord hun spel. Voor de meest basale levensvoorwaarden is deze stadswijk, in alle eenvoud, zelfvoorzienend. Bij de rivier staat een enorme vierkante stellage van gestapelde blokken klei. Een steenoven. In het hart van de kleistapel is een holte uitgespaard, waarin houtbussels verbrand worden om de klei uit te laten harden tot bouwstenen voor het dorp.

Mijn 'missie' voor het Centre Simama zit er na tweeëneenhalve maand op. Een enerverende periode waarin ik deel uitmaakte van een samenleving die opkrabbelt uit een turbulent oorlogsverleden. Meer hierover is te lezen in een indringende reportage uit 2003 van de Belgische krant De Standaard: Kisangani kruipt langzaam uit een bijzonder diep dal. Er is intussen veel verbeterd en gelukkig zat ik aan de 'rustige' kant van het verhaal. Een plaats waar het leven ondanks alle problemen toch vooral in saamhorigheid geleefd wordt. Waar zelfs een sprankje hoop gloort voor de toekomst. Het gewelddadige verleden lijkt de bewoners alert en weerbaar te maken. Voor mij was het een ongekend inspirerende ervaring met veerkrachtige en levenslustige mensen, die in een schitterend land - soms onbeschrijflijk chaotisch - op de rand van een borrelende vulkaan dansen.


donderdag 6 december 2018

Kisangani kruipt uit een diep dal.







Een indringende reportage uit 2003 van de Belgische krant De Standaard,
door Walter Zinzen - 15 november 2003.



REPORTAGE. Kisangani 

kruipt langzaam uit een 

bijzonder diep dal



Vorig jaar bezocht de oud-VRT-journalist Walter Zinzen Kisangani, de grootste stad
van Oost-Congo. Hij schetste er een grimmig beeld van een stad die door oorlog,
honger, armoede en corruptie haast geen toekomst meer leek te hebben. Toen hij
onlangs terugging, stelde hij vast dat het 'normale' leven zich, dankzij het broze
Congolese vredesproces, heel langzaam herstelt. Maar de armoede blijft stuitend:
"Drie vierde van de bevolking leeft onder de armoedegrens.''

JE HOUDT HET niet voor mogelijk: het grauwe, grijze, vieze, vuile, vale Kisangani wordt waarachtig weer fleurig. Gevelschilders toveren de stad om in een zee van helle kleuren. Opdrachtgevers zijn drie mobiele-telefoonmaatschappijen, die van de hereniging van Congo gebruik maken om in alle steden een agressieve reclamecampagne te voeren. Hun succes is enorm.

Niet langer dan drie maanden geleden was Kisangani, de grootste stad van Oost-Congo, zo goed als afgesneden van de rest van de wereld. Nu heeft iedereen die het kan betalen, een gsm op zak, waarmee de hele dag driftig wordt gebeld. Ook op het Internet storten de inwoners van Kisangani zich als uitgehongerde leeuwen. De tarieven zijn nochtans torenhoog, want alles gaat per satelliet, zelfs de lokale verbindingen. Maar het is vooral psychologisch een belangrijke zaak.

Toen in 1998 de 'eerste wereldoorlog op Afrikaans grondgebied' uitbrak tegen de toenmalige president, Kabila de Oude, kwam Kisangani onder het gezag van de rebellenbeweging RCD. Die had haar hoofdkwartier in het duizend kilometer verderop gelegen Goma, aan de grens met Rwanda. Vijf jaar lang voelden de mensen van Kisangani zich van God en de wereld verlaten: geen communicatie met de buitenwereld, geen mogelijkheid om te reizen, zelfs de scheepvaart op de Congostroom werd door de rebellen en hun Rwandese beschermheren onmogelijk gemaakt. Russische Antonov-vrachtvliegtuigen waren het enige tastbare bewijs dat er ook buiten Kisangani nog leven was.

Toen in augustus vorig jaar eindelijk een overgangsregering onder leiding van president Kabila de Jonge werd gevormd, waarin ook rebellen van allerlei slag zitting namen, ging voor Kisangani letterlijk de hemel open: daar zorgden niet alleen de satellieten voor, ook de lijnvluchten op Kinshasa en andere steden werden hersteld, en er legden ook weer schepen uit de hoofdstad aan in de haven.

Ook het politieke isolement werd doorbroken: de internationale gemeenschap is opnieuw fysiek aanwezig. Zo komt het dat ook België zijn steentje bijdraagt aan de verfraaiing van de stad. De ministers Michel en Verwilghen hebben vorige maand in een keurig opgeknapt gebouw (waar ooit het Belgische Agence Maritime Internationale heeft gezeten) officieel een filiaal van de Belgische ambassade geopend. Over afzienbare tijd moet het een heus consulaat worden, en ook de officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking zal er een plek krijgen. In heel Kisangani wappert maar één buitenlandse vlag: de Belgische driekleur. Het is ironisch: in Kisangani, ooit het bolwerk van het Congolese nationalisme, waar Lumumba zijn eerste en zijn grootste successen heeft geboekt, wordt de gewezen kolonisator met open armen ontvangen.

Als we op een avond in een vrolijk gezelschap terechtkomen, wordt tot onze stomme verbazing uit volle borst de Brabançonne aangeheven. Maar een paar dagen later vraagt ons een verbitterde jonge vrouw, van wie de zoon door Rwandese militairen is omgebracht: ,,Waarom hebben de Belgen ons zo lang in de steek gelaten? Waarom hebben ze niets gedaan om het moorden en plunderen hier te stoppen?''

HOE SNEL DE veranderingen ook gaan, de herinnering aan vijf verschrikkelijke jaren is inderdaad niet in een paar maanden weg te vegen. De heropening van de Congostroom voor de bevoorrading van de stad heeft maar heel beperkte gevolgen. Vele producten zijn wel goedkoper geworden omdat ze niet meer per vliegtuig aangevoerd hoeven te worden, maar er is domweg onvoldoende koopkracht.

,,Naar schatting drie vierde van de bevolking leeft onder de armoedegrens, met een gemiddeld inkomen per dag en per persoon van minder dan een halve euro'', zegt Jules Likunde, een man die in allerlei organisaties actief is om de ergste noden te lenigen. Met primitieve middelen probeert hij bijvoorbeeld ondervoede baby's en kinderen op te vangen in hulpposten. Maar hij heeft niet kunnen verhinderen dat in een van die posten in een maand tijd dertien kinderen van honger zijn gestorven.

Een van de oorzaken van de extreme armoede is het ontbreken van economische activiteiten van enige betekenis. De voorwaarden voor een heropleving zijn (nog) niet vervuld. Raymond Mokeni was in de jaren tachtig een goed boerende industrieel, maar tijdens de afgelopen oorlog zijn al zijn bedrijven in het binnenland leeggeplunderd en is zijn wagenpark gestolen.

,,Hoe zou u willen dat ik opnieuw begin?'' vraagt hij bitter. ,,Vijf jaar lang heb ik niet kunnen werken. Eigen middelen om mijn activiteiten opnieuw op te starten, heb ik niet, staatssteun is uitgesloten en de internationale gemeenschap laat ons stikken. Voor mij en mijn collega's is er zelfs geen straaltje hoop meer.''

Hetzelfde geluid bij Sotexki, een reusachtige textielfabriek die ooit werd opgericht om de plaatselijke katoenproductie te verwerken. In haar gloriedagen verschafte ze meer dan 2.000 arbeiders werk, nu nog 270, voor een deel dan nog dagloners. Ze verdienen 50 eurocent, waarmee ze een halve fles bier of drie eieren kunnen kopen. De vaste arbeiders hebben op papier een minimuminkomen van 50 euro per maand, maar het bedrijf is niet in staat dat bedrag ook uit te keren.

,,We krijgen onze producten gewoon niet verkocht'', zucht directeur Jean Mukandama. ,,De mensen hebben er het geld niet voor. Bovendien worden onze ontwerpen gejat, in Thailand nagemaakt en hier tegen dumpingprijzen op de markt gegooid. Daar kunnen we niet tegenop.''

De armoede onder de bevolking heeft nog een tweede oorzaak: al zes jaar lang worden de overheidsdienaren niet meer betaald. Leerkrachten, artsen en verpleegkundigen in ziekenhuizen, ambtenaren, soldaten en politieagenten krijgen geen salaris. Voor leerkrachten en artsen werd een 'premie' ingesteld: een klein bedragje dat door de ouders van de leerlingen en de patiënten wordt betaald. Maar voor de anderen is er helemaal niets.

Noodgedwongen schakelen de mensen dus over op overlevingsstrategieën. Op dat vlak loopt de faculteit wetenschappen van de plaatselijke universiteit voorop. Het is al veertien jaar geleden dat de Vlaamse hoogleraar Hugo Gevaerts, die toen decaan van de faculteit was, een project begon dat zowel de voedselvoorziening moest verbeteren als het omringende woud moest beschermen. Na zijn vertrek hebben zijn Congolese collega's het werk op waarlijk schitterende wijze voortgezet (met financiële steun van onder meer het Limburgs Universitair Centrum en de Internationale Rotary). In de moerassige gebieden rond de stad leggen ze rijstvelden en visvijvers aan, ze experimenteren met nieuwe, voedzame bananensoorten, en vooral: ze hebben de kweek van varkens en konijnen ingevoerd. Aan de Belgische ontwikkelingssamenwerking werd gevraagd het project over te nemen. Ondanks unaniem gunstige adviezen is dat nog altijd niet gebeurd. Men vraagt zich af waarom.

WIE NIET OP de Belgische zegen wacht, zijn de vrouwen van Kisangani. Zoals vrijwel overal in Afrika zorgen zij ervoor dat er überhaupt nog leven is in de stad. Neem nu mevrouw Ilunga, getrouwd, moeder van acht kinderen. Van beroep is ze inspectrice in het kleuteronderwijs. Onbezoldigd, want eigen leerlingen heeft ze niet en dus krijgt ze ook geen premie. Voorts studeert ze geschiedenis en is ze voorzitter van een vrouwenorganisatie. Ze is uiteraard ook huisvrouw en ze bewerkt haar eigen veldje op zo'n 10 kilometer van de stad. Die afstand legt ze dagelijks te voet af, in de brandende zon. Ze kweekt ook haar eigen varkens, zoals de faculteit wetenschappen het heeft voorgedaan. Maar de varkens lopen niet vrij rond: ze zitten in een put. Waarom?

Mevrouw Ilunga: ,,Om ze te beschermen tegen diefstal. Een varken of een geit kost algauw 30 euro, dat is een hele investering en dus een aanlokkelijke prooi voor dieven. Vaak worden die dieven en hun buit teruggevonden: het zijn meestal jongens uit de buurt. Als we er dan de politie bij halen, eist die 30 euro om ons eigen beest terug te kopen. Een beetje verderop werd een geit gestolen. Toen ze teruggevonden werd, had ze twee jongen geworpen. Ook toen eiste de politieman 30 euro; de twee jongen hield hij voor zichzelf. Wij vermoeden dat de politie zelf opdracht geeft om onze beesten te stelen. Zo zorgen ze voor hun eigen 'premie'.''

Stilaan groeit ook het besef -- eindelijk -- dat de Congolezen zelf de handen uit de mouwen moeten steken.hier René Ngongo is categorisch: ,,Met het eeuwige bedelen moet het afgelopen zijn. Wij willen self-supporting worden.'' Ngongo is voorzitter van een samenwerkingsverband van Congolese ngo's die vooral economische activiteiten willen stimuleren. ,,Wij werken met microkredieten die steeds opnieuw worden uitgekeerd. Het uitgeleende bedrag moet immers worden terugbetaald, zodat iemand anders ermee kan worden voortgeholpen.''

Hoe belangrijk die kleine bedragen zijn, toont Ngongo aan met het volgende voorbeeld: ,,Een maman vertrekt 's ochtends naar de markt zonder 1 Congolese frank op zak. Bij een groothandelaar wil ze een zak rijst kopen om die door te verkopen. Dat kan dus alleen op krediet. In plaats van de normale prijs van 30 euro zal ze 40 euro moeten betalen. Als ze dan na twee of drie dagen hard werken de leverancier betaald heeft, houdt ze hooguit nog een euro of twee over. Als ze bij ons komt, krijgt ze meteen 30 euro, daarmee kan ze haar rijst tegen de normale prijs inkopen. Haar winst bedraagt dan 10 euro of meer, ze is in staat om de lening terug te betalen en ze kan op eigen kracht verder.''

Een mooi verhaal, dat wel. En waar is het ook. Maar als we een van de verkoopsters opzoeken die een microkrediet van Ngongo hebben gekregen, blijkt het om de vrouw van een vice-gouverneur te gaan. Begrijpelijk is het wel: wie iets wil verwezenlijken, doet er beter aan de gezagsdragers te vriend te houden. En die gezagsdragers zijn nog altijd dezelfde als vroeger. Ook na de hereniging wordt Kisangani en een groot deel van de Oostprovincie -- waarvan het de hoofdstad is -- 'geregeerd' door lieden van de RCD, de voormalige rebellenbeweging. Dat wil zeggen dat op alles en nog wat belastingen worden geheven, ook op de verkoop van diamanten, bijvoorbeeld. Maar niets daarvan komt de bevolking ten goede. De RCD zorgt uitsluitend voor zichzelf.

OP 31 OKTOBER werd in Kisangani het nieuwe academisch jaar voor heel Congo geopend. Een symbolische geste om de hereniging van het land nog eens extra in de verf te zetten. Dat is letterlijk te nemen: ook het 'amfitheater' waarin de plechtigheid plaatsvond -- een 'gift' uit de Mobutu-tijd -- is in nieuwe frisse kleuren gestoken. Door een telefoonmaatschappij, uiteraard.

Een van de vier vice-presidenten was speciaal voor de gelegenheid uit Kinshasa overgekomen. Als hij de moeite had genomen zijn neus even buiten Kisangani te laten zien, dan had hij zelf kunnen vaststellen dat er van hereniging in het binnenland nog geen sprake is. De weg naar Bafwasende bijvoorbeeld, een diamantcentrum op 270 kilometer van Kisangani, is nog altijd in tweeën gedeeld. De eerste helft van de weg wordt gecontroleerd door militairen van de RCD, de tweede door hun voormalige vijanden van de MLC, de beweging van de huidige vice-president Bemba. Beide legers hebben wegversperringen opgericht, beide eisen tol van de passanten, meestal boeren op de fiets.

Bafwasende zelf lijkt op een bezette stad. De MLC-soldaten controleren elke straat en elke weg. Drie á vier keer per week landt op het vliegveldje een Antonov van de maatschappij Mango Mat. Het toestel wordt omsingeld door militairen om te beletten dat pottenkijkers zien wat er gebeurt. Maar bronnen bij de Monuc (de troepenmacht van de Verenigde Naties) zijn formeel: de Antonovs smokkelen diamanten naar Butembo, vanwaaruit ze naar buurland Uganda en verderop naar onder meer Antwerpen worden geëxporteerd. Aan de plundering van de Congolese grondstoffen is dus nog geen einde gekomen. Bemba combineert zijn functie als vice-president in Kinshasa ongegeneerd met die van plunderende krijgsheer.

Op zo'n 150 kilometer van Bafwasende ligt een ander mijncentrum: Opienge. Daar zijn de Maï-Maï dan weer de baas, een militie die met de troepen van Bemba al menig conflict heeft uitgevochten, met telkens dezelfde inzet: de controle over de diamanthandel. De gevechten, zo vrezen de Monuc-waarnemers, kunnen elk ogenblik opnieuw opflakkeren.

President Kabila lijkt zich van het gevaar bewust: hij heeft een Maï-Maï-generaal benoemd tot militaire commandant van de Oostprovincie. Het is zijn opdracht de wegversperringen op te ruimen en de militairen van allerlei pluimage naar hun kazernes terug te sturen. Maar hoe kan zo'n man zijn gezag vestigen over militairen die gisteren nog zijn bitterste vijanden waren? Het leger in Kisangani zelf staat nog altijd onder leiding van een zekere kolonel Séraphin, een Rwandees. Rond de stad ligt een gordel van militaire kampen van de RCD, maar de bevelvoerende officieren zijn Rwandezen. Of beter gezegd: het zijn 'Congolezen met een Rwandees uiterlijk', zoals de officiële versie luidt.

Maar er is meer. De openlijke dreiging met een nieuwe rebellie is niet afgenomen, integendeel. Kolonel Laurent, nog zo'n 'Congolees met een Rwandees uiterlijk' zou, zo vermoedt de Monuc, met een onbekend aantal gewapende lieden verdwenen zijn naar de Masisistreek, in Kivu, om er een nieuwe opstand voor te bereiden (Laurent wordt verantwoordelijk geacht voor de slachtpartij in Kisangani op 14 mei vorig jaar, toen meer dan 200 mensen werden vermoord ). Ook generaal Bora, die eerder al eens geprobeerd had voor zichzelf te beginnen, zou een militie trainen op een eiland in het Kivumeer. Bora, bij verstek ter dood veroordeeld wegens zijn vermoedelijke aandeel in de moord op Kabila de Oude, werd in augustus na een hevig gevecht, waarbij 20 mensen omkwamen, in Kisangani gearresteerd, maar daarna weer vrijgelaten.

Een ding is duidelijk: die heren kunnen niets ondernemen zonder de stilzwijgende steun van Rwanda, dat tot nader order een belangrijke speler blijft in heel Oost-Congo. Rwanda blijft dreigen met een nieuwe bezetting zolang niet alle Interahamwe zijn opgepakt. (Interahamwe is de naam van de beruchte militie die in 1994 mee de volkenmoord in Rwanda heeft uitgevoerd en nadien naar Congo is gevlucht.) ,,Maar in feite'', zegt Raymond Mokeni, ,,bedoelen ze met Interahamwe: ons goud, onze diamanten, ons hout.''

Rwandese soldaten hebben zich in elk geval de afgelopen vijf jaar in Oost-Congo aan verschrikkelijke misdaden schuldig gemaakt. Het is onduldbaar dat Rwanda het fragiele vredesproces nog een keer zou komen verstoren. Als het minister Louis Michel ernst is met zijn steun aan dat vredesproces, dan moet de Rwandese president Kagame onder druk worden gezet met het enige middel waarvoor hij gevoelig is: het stopzetten van alle kredieten. Ook de VS en de andere grote donoren van Rwanda moeten dat middel hanteren. Kagame loven en prijzen, zoals onze minister van Buitenlandse Zaken doet, is zoveel als spuwen op het graf van de drie miljoen onschuldige doden die in Oost-Congo zijn gevallen. En van wie de nabestaanden zich blijven afvragen: ,,Waarom hebben de Belgen ons in de steek gelaten?''

zaterdag 1 december 2018

Bij de vissers van Wagenya

Mijn enthousiasme over het Centre Simama heeft deels te maken met mijn ervaring in Zuid-Egypte. Het ging daar over het opstarten van een nieuw revalidatiecentrum aan de rand van de woestijn. Ik had er verwacht mee te gaan werken in een professioneel team. Pas nadat ik na zes maanden met de kerst voor een onderbreking naar Holland ging, kwam ik erachter hoe de spreekwoordelijke vork aan de organisatorische steel zat. Het centrum met ongeveer twintig medewerkers, had, tijdens mijn afwezigheid, doodleuk de deuren gesloten. Het tekende voor mij op dramatische wijze de afhankelijkheid van buitenlandse hulp.

Hier draait het Centrum Simama even goed door, ook zonder mij. Hakuma matata, is Swahili voor 'geen probleem'. Het werk is hier in Congolese handen, bij de Belgische orde Les Frères de la Charité. De inzet is groot. Niettemin zijn de middelen schaars en is de vraag naar verdere professionalisering groot. De toewijding en de samenwerking voor het leveren van humane zorg werkt aanstekelijk. Ook de goede contacten met welzijns- en gezondheidsorganisaties in de stad en ver daarbuiten draagt bij aan de goede roep van het Centrum. Deze week heeft de entree een opknapbeurt gekregen. Voorheen veranderden de malse buien van het regenseizoen die plek in een modderpoel. Nu zijn er parkeerplaatsen gerealiseerd.

Verder wordt er momenteel hard gewerkt aan nieuwe klaslokalen voor de meisjes en vrouwen, en enkele jonge jongens, die de couture lessen volgen. Met het einddiploma van de opleiding van drie jaar op zak, kunnen zij een zelfstandig bestaan opbouwen en financieel onafhankelijk worden. Daar is veel interesse voor. In een eigen atelier maken zij maatkleding op bestelling voor vrouwen en mannen. Hiermee onderhouden zij hun hele (uitgebreide) familie. Verder zijn er ambitieuze plannen om een zwemgelegenheid te realiseren. Dat zou een geweldige uitbreiding zijn voor de behandeling van polio-patiënten en mensen met neurologische verlammingen of motorische beperkingen.

Graag wilde ik een uitstapje maken naar de vissers van Wagenya, hier vlakbij inde buurt. De vissers van Wagenya zijn wereldberoemd vanwege hun ingenieuze traditionele vismethode bij de watervallen van Boyoma, had ik gelezen in een boekje: Het Oude Stanleyville. Tot op de dag van vandaag wordt er op dezelfde wijze gevist, als in de tijd dat Stanley deze vissersstam hier op het eiland in de rivier aantrof. Kisang betekent 'eiland'. Vandaar de naam Kisangani, dat 'eiland in de rivier' betekent.

Ik ging er op een vrije middag naar op zoek en liep zeven kilometer de verkeerde richting in. Een mooie wandeling overigens door de drukke volkswijken langs de Congo. Later kwam ik in een dun bevolkt natuurgebied. Aan de oever van de Congo-rivier trof ik iemand die bamboe aan het kappen was.
Hij  nodigde me gastvrij in zijn huis uit en vertelde dat ik beter een motor-taxi terug naar de stad kon nemen. Twee kilometer verder oostwaarts waren de watervallen en de vissers. Hij  bleek het achtenswaardige beroep van politieman te hebben en vertelde hoe hij hier - en niet in de drukte van de stad - een vredig leven leidde met zijn vrouw, moeder en kinderen.


Voor volgende zaterdag had Donatien een afspraak gemaakt met een woordvoerder van de vissers van Wagenya bij de watervallen van Boyoma. We zouden daar de vissers aan het werk zien. Donatien was er zelf ook nog nooit geweest. Hier wordt dagelijks twee keer gevist. De eerste keer om zeven uur 's ochtends. Dan duikt er eerst een ervaren visser onder water om te kijken of de vissen nog slapen. De tweede keer om vier 's middags, dan zijn de vissen altijd wakker, werd ons verteld. Vandaag zouden ze ons een demonstratie geven hoe dat met die zelfgebouwde stellages allemaal in z'n werk gaat. Een ingenieus stelsel van lianen, hout en netten dat als sinds onheuglijke tijden gebruikt wordt. 'Door de stam zelf ontwikkeld', vertelt de woordvoerder met onverholen trots. 'Niet zo primitief als met een spies in een uitgeholde boomstam,' dat levert niet genoeg op voor de hele stam. Vanwege deze succesvolle vismethode - er worden soms wel 60 tot 70 vissen per fuik gevangen - zijn de pêcheurs van Wagenya de hoofdleveranciers van vis voor de stad geworden. Via een vernuftige mechanische constructie worden de van lianen gevlochten fuiken neergelaten in de snelstromende cataracten van de rivier. Na verloop van tijd worden die weer, vol met grote vissen, uit het water opgehesen. Het vraagt veel acrobatische behendigheid en samenwerking. Het zijn alleen de volwassen mannen die zich daaraan wagen, goed geoefende zwemmers. De stroomversnellingen in de cataracten zijn voor ongeoefende zwemmers levensgevaarlijk.





Een volgend filmpje van de succesvolle visacrobaten is te zien door op de volgende onderstreepte tekst te klikken: De Vissers van Wagenya op YouTube

zaterdag 24 november 2018

Het tempo van de Congo-rivier

Het heeft even geduurd, maar de zeecontainers zijn aangekomen. Over de reis van Antwerpen naar Kisangani hebben ze er, om precies te zijn, elf maanden gedaan. Ondertussen had de twijfel al wel toegeslagen, maar de zending is compleet aangekomen. Alles moest ingeklaard worden en nog een keer door de douane. Enkele dagen later konden we de materialen op komen halen.Van de havenpolitie kregen we toestemming om te fotograferen. Alleen de eigen lading mocht in beeld komen en niet de enorme scheepslading zout die gelost werd. Dat was een fascinerende actie van louter handwerk. Aan de hand van lijsten met heel veel stempels werd alles gecontroleerd en de administratie nauwkeurig afgewerkt.

Wanneer blijkt dat de lijsten kloppen en de handtekening voor ontvangst gezet is, wordt de lading met vereende krachten handmatig op een vrachtwachten gestapeld. Tot mijn verassing paste het er, met wat meten en schikken, allemaal precies op. Regelgeving en voorschriften voor wegtransport zijn er hier niet. Omdat alles en iedereen op eigen verantwoordelijkheid van de wegen gebruik maakt, is alleman alert en oplettend. Fietsers, motoren, duw- en trekkarren, enorme vrachtwagens - die gigantisch gifzwarte rookwalmen uitblazen - luxe four-wheel-drives toeren door elkaar heen, waarbij niet alleen kippen maar ook mensen soms een veilig heenkomen moeten vinden.

We volgen de vrachtwagen op de voet en alles komt heelhuids op het Centrum aan. In no time is alles afgeladen. De lossers blijven beleefd glimlachend wachten. Ze bewonderen de zending materialen en vragen of alles in orde is. Met een subtiel gebaar maken ze kenbaar dat ze een bijdrage voor hun inzet verwachten.

Enkele houten stukken, zoals een behandelbank en een speciale stoel hebben behoorlijk schipbreuk geleden. Daar is niemand aansprakelijk voor. Het is immers al mooi dat er niets verloren is gegaan of 'kwijtgeraakt' 😉.
De geleden schade wordt in de timmerwerkplaats van Centre Simama vakkundig hersteld. Ze zijn hier goed in reparaties, het vervangen van onderdelen en het opknappen van versleten materialen; er wordt niets weggegooid. Alles gaat jaren lang mee. Recyclen is hier geen welvaartsverschijnsel maar bittere noodzaak. De acht rolstoelen - geschonken door Meyra uit Breda - zijn zonder noemenswaardige schade aangekomen. Ze zijn echt een aanwinst voor het Centre Simama, met dank aan Meyra.

Dat rolstoelen hier geen overbodige luxe zijn, dat had ik al wel ingeschat. Dat ze echter ook regelrecht levensreddend zijn, daar schrok ik toch wel van. In Kinshasa hoorde ik het volgende verbijsterende verhaal van Mart. Op een nacht reed hij met een vriend in het pikkedonker over de onverlichte snelweg van de luchthaven naar de stad. Een tegenligger knipperde met z'n koplampen om een signaal af te geven. Een signaal? Waarvoor? De mannen hadden geen idee. Totdat ze even later een schim op de weg ontwaarden. Aanvankelijk konden ze niet thuisbrengen, wat het was. Een beest? Een of ander loslopend dier? Het bleek een volwassen gehandicapte man, die op handen en voeten over de snelweg kroop om over te steken. Ternauwernood konden ze hem ontwijken. Een narrow escape. Als versteend, ontsnapten zij aan een onthutsend moment, dat heel anders had kunnen aflopen.

Het leven hier kent, in mijn beleving, zijn gelijke niet. De Afrikaanse cultuur is voor een Europeaan even gevarieerd en ondoorgrondelijk als haar natuur rijk en overvloedig is. Congo is uniek in de wereld met haar populatie okapi's en bonobo's in een van de grootste regenwouden. Ook de congopauw en watercivetkat komen alleen in Congo voor. En niet te vergeten de zeldzame berggorilla, die in de bergen van het Nationaal Park Virunga leven. Een beschermd gebied dat ook een toevluchtsoord is voor de verschillende milities uit de burgeroorlogen. Wat uitheems is wordt - wellicht niet ten onrechte - met enige argwaan bekeken. Amerikaanse dollarbiljetten worden nauwkeurig onder handen genomen. Ze worden onderzocht op vouwen, gaatjes en scheurtjes, op onregelmatigheden betast en demonstratief tegen het licht gehouden.

Verrassingen zijn er ook  - zij het minder alarmerend - op culinair gebied. Zoals de gemalen wortelknol van de maniok die ik heb leren eten. Die wordt ook wel cassave genoemd. Voedzaam en zeer zetmeelrijk. Het wordt hier in huis gemengd met maismeel, waardoor het een wat zoetere smaak krijgt. 'Als je maniok kunt eten, kun je overal in Afrika leven', hoorde ik aan tafel. Het zongerijpte fruit dat overal langs de weg voor een paar centen aangeboden wordt, smaakt buitengewoon. Mango's, avocado's, kiwi's, papaya, heel veel bananen en een groot soort passievrucht, die ik nog niet op de Nederlandse markt gezien heb. Maar niet alles lonkt even verleidelijk, als die grote variatie zongerijpt fruit.

Op de markt had ik bleke, duimdikke vette wormen in een slijmerige substantie zien rondkruipen. Niet bijzonder appetijtelijk. Prima visaas, dacht ik nog. Van de week stonden ze gefrituurd en wel op tafel. Het blijkt een plaatselijke lekkernij. Volgens mijn huisgenoot, Donatien, een delicatesse. In eerste instantie herkende ik ze niet, maar het waren wel degelijk de exemplaren van de markt, die ik voor visaas gehouden had. Een culinaire uitdaging dus, die ik als gast niet uit de weg kon gaan. 'Als je ze proeft, zijn ze heerlijk', zei Donatien. In België had hij voor het eerst garnalen gegeten en Hollandse haring, onder het motto; 'Als mensen het eten, ga je er niet dood van.'

Eetculturen worden inderdaad grotendeels plaatselijk bepaald, hield ik me dapper voor. 'Je kunt ze ook rauw eten, net als nieuwe haring,' dat was nou net niet de aansporing waar ik op zat te wachten. Ze staan als palmsnuitkevers te boek. Toch maar geprobeerd, die alternatieve snuiters. Ze worden gezien als voedsel van de toekomst. Een ecologisch verantwoord alternatief voor conventionele eiwitbronnen, zoals vlees en vis. Voedzame bron van eiwitten, vet, vitaminen en mineralen. Het idee dat je op larven kauwt, is vreemd. Papa Jean heeft ze krokant gefrituurd. Het smaakt overigens wel. In Congo staat ook slang, nijlpaard en krokodil als bushmeat op de kaart. Zolang het niet op mijn bord ligt, vind ik dat prima.

Na de hitte van de dag brengen de avonden een aangename verkoeling. Zomeravonden zoals Nederland die soms ook kent. Ze temperen de hittestress van de dag. Temperaturen dalen nooit onder de 20 graden. Het levenstempo wordt meer bepaald door de omstandigheden dan door de klok. Afspraken gaan niet door - zonder dat ze afgezegd worden - omdat het regent of omdat de zon schijnt. Hier aan de evenaar duidt de natuur de tijd aan. Een biologische klok, die de mens energiek houdt. De atoomklok (waarvan de frequentie constanter is dan de rotatie van de aarde!) bepaalt hier niet het dagritme. De dag begint als de zon opkomt, rond 07.00 uur en eindigt als die ondergaat. Dat is precies twaalf uur later. Iedere avond rond elf uur valt plotseling het gekwaak van de kikkers stil. Het is dan pikkedonker en doodstil. Tijd om onder het muskietengaas te gaan. 

zaterdag 17 november 2018

Fysiotherapie in Centre Simama

Congo ligt midden in het hart van het Afrikaanse continent. Het is politiek niet het stabielste land in de regio. Op economische gebied bungelt het onder aan wereldranglijst van welvarende landen, ondanks dat het beschikt over de meest kostbare grondstoffen, in een van de grootste hoeveelheden ter wereld. 

Hier geldt de natuurwet: survival of the fittest. Alleen de sterksten overleven: dat wil zeggen: zij die gezond zijn van lijf en leden en financieel draagkrachtig. Gehandicapt zijn, betekent uitgestoten worden uit de samenleving. Zij kunnen niet voor zichzelf zorgen, hebben geen functie en dienen nergens toe. Dat is de snoeiharde natuurwet. Bovendien worden zij gestigmatiseerd. Bij gebrek aan enig medisch inzicht worden deze kwalen vaak toegeschreven aan ‘boze geesten’. Patiënten worden verdacht van hekserij. Fysiek en/of mentaal gehandicapte kinderen, zijn een reden voor echtscheiding. Vaders laten gehandicapte kinderen zonder pardon onverzorgd bij de moeder achter. In het Centrum wordt met fysiotherapie bijgedragen de rehabilitatie van deze gehandicapten. 

Het Centre Simama is een goed georganiseerde oase aan de rand van de stad met ruim anderhalf miljoen inwoners. Er is een flinke sportzaal gebouwd met sponsor geld van een grote Nederlandse bierbrouwer. Daarnaast is er een behoorlijk goed uitgeruste afdeling fysiotherapie, een apotheek, een orthopedie afdeling, een afdeling voor radiografie en bloedonderzoek. Voor mensen die van drie- tot vierhonderd kilometer ver komen, en langdurige therapie nodig hebben, zijn er kleine houten vertrekken. Zij verblijven daar langere tijd samen met de ouders of familieleden, die hen verzorgen, om te herstellen van TBC, polio of traumatisch opgelopen verlammingen.



Tussen frisgroene goed onderhouden gazons liggen keurig aangeharkte grindpaden, die de verschillende paviljoens met elkaar verbinden. Hier wordt les gegeven aan geestelijk en lichamelijk gehandicapten kinderen. Zij kunnen zich, al naar gelang hun mogelijkheden, een beroep als kleermaker aanmeten. Daarmee kunnen zij een plaats in de maatschappij verwerven en een gevoel voor eigenwaarde terugwinnen. Ik ben hier weliswaar boventallig, maar het is erg prettig samen te werken met het fysio-team, dat opvallend collegiaal en solidair is. De therapeuten hebben geen 'eigen' patiënten. Die worden behandeld in de volgorde waarin zij binnenkomen en krijgen een plaats bij de therapeut, die op dat moment beschikbaar is.

Fysiotherapie wordt hier toegepast voor functieherstel. Deze vorm van fysiotherapie is te vergelijken met de naoorlogse situatie in ons land, toen fysiotherapie voor het eerst geïntroduceerd werd om oorlogsslachtoffers te revalideren met het oog op herintreding in de maatschappij. Het gaat hier om het zich kunnen verplaatsen en het aanleren van de nodige motorische vaardigheden bij een ernstige handicap als amputaties. Daarnaast komen aandoeningen zoals halfzijdige verlammingen, tuberculose met ankylose (verbening van gewrichten) en polio met verlammingen, hier op alle leeftijden voor. 

Afgezien van een medicinale behandeling is er geen andere medische of paramedische zorg dan fysiotherapie. Het is de enige voorziening voor kinderen die stilstaan in hun ontwikkeling tengevolge van malaria, en (tijdelijk) niet meer kunnen lopen of praten. Onbehandeld verslechtert de conditie snel en is blijvend verlies van fysieke validiteit onvermijdbaar.


Verder kijken wij naar de mogelijkheden om thuis-bezoeken in de regio uit te breiden voor mentaal gehandicapte baby’s en kinderen met een motorische achterstand. Behandelingen ‘aan huis’, die dienen om de moeders moreel te ondersteunen en het stigma op hun kinderen te verminderen. Moeders zijn soms niet geneigd om met deze baby’s naar ‘buiten’ te komen. De trip hier naar toe is een avontuur op zich. De fourwheel-drive laveert over nauwelijks begaanbare paden, waar de woonwijken naadloos overgaan in een ontoegankelijk regenwoud. Er is geen onderscheid tussen pad en erf. Chauffeur, Remie, is een acrobaat tussen potten, pannen en op houtskool gestookte kooktoestelletjes, waar ook nog de was in de zon lig te drogen.

De bedoeling is om in de veraf gelegen, drukbevolkte buitengebieden te zoeken naar schrandere sociale mama’s, die een sleutelpositie gaan krijgen in de contacten met het centrum.


zaterdag 10 november 2018

Democratische Republiek Congo

Waar voorheen in de België visa voor de Democratische Republiek Congo verkrijgbaar waren, zijn nu de loketten gesloten. Vanwege politieke geschillen tussen de beide landen heeft het Congolese consulaat momenteel de deur dicht. Daar gaat een turbulente geschiedenis aan vooraf.

Tijdens de industriële revolutie in het Europa in de 19e eeuw zocht Europa grondstoffen en een afzetgebied voor haar talrijke nieuwe producten. Het oog viel op onbekend donker Afrika. Tijdens de (koloniale) conferentie van 1884 - 1885 in Berlijn werd het Afrikaanse continent opgedeeld en verdeeld onder de toenmalige Europese mogendheden. In de tweede helft van de 19e eeuw was Centraal-Afrika nog onontdekt gebied. Journalist en ontdekkingsreiziger Henry Stanley ging in opdracht van de New York Herald op zoek naar de vermiste David Livingstone, die in die tijd naar de bronnen van de Nijl zocht.

Het de gevleugelde woorden: Dr. Livingstone, I presume, begroette Stanley de verloren gewaande Livingstone. Stanley meende aanvankelijk met de Lualaba rivier de bron van de Nijl te hebben ontdekt. Later bleek het de voorrivier van de Congo te zijn. Met dit nieuws werd wereldwijd de interesse voor Centraal-Afrika en Congo gewekt.

Aan Engeland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal en Spanje werden de toegankelijke kustgebieden van het Afrikaanse continent toegekend. De Duitse kanselier Otto van Bismarck wees het nauwelijks doordringbare Congo aan de Belgische koning Leopold II toe, vanwege zijn verdiensten in de organisatie van de conferentie. Het kwam in zijn privé bezit, omdat de nog relatief jonge Belgische staat er weinig enthousiasme voor op kon brengen. Het kostte de Belgische koning een fortuin om dat onmetelijke privé bezit annex lucratieve speeltuin te ontsluiten.

Maar uiteindelijk bleek het ook letterlijk een goudmijn. Er werden onoverzienbare hoeveelheden goud, koper,  rubber, ivoor en cacao vandaan gehaald. De Congolezen kregen er goedkope fabriekskleding voor terug, waardoor de lokale markten instortten en Congolezen massaal werkeloos werden. Deze werkelozen werden als slaven geronseld, waardoor de plaatselijke economie verder ontwrichtte. De zich snel ontwikkelende autoindustrie en ook de 'moderne fietsen hadden behoefte aan rubber voor hun hypermoderne luchtbanden. Leopold II exploiteerde voor persoonlijk gewin, op zeer wrede en brutaal bloedige wijze de rubberplantages in zijn kolonie, waarbij naar schatting vijftien miljoen Congolezen het leven lieten. Met de gigantische winsten vooral ui de rubber- ivoorhandel kon de koning een Belgisch staatsfaillissement afwenden. David van Reybrouck vertelt in Congo, een geschiedenis, het verbijsterende verhaal van het land aan de hand van gesprekken met Congolezen.

Aan het onbarmhartige optreden van de Belgische koning in Congo kwam een eind, toen de internationale gemeenschap er zich mee ging bemoeien. In 1908 stemde de Kamers van Volksvertegenwoordiging in België er mee in om Congo onder de naam Belgisch-Congo als kolonie te annexeren. Het moest een 'beschavingsmissie' worden. Maar ook deze zelfverklaarde beschavingsmissie had sterke economische motieven, waartegen steeds meer weerstand kwam onder de inlandse bevolking. Op 30 juni 1960 werd officieel de macht overgedragen en ontstond de Democratische Republiek Congo.

"Vroeger was België onze oom. De jongere broer van onze moeders, die wij met respect tegenmoet traden," hoor ik tijdens de gesprekken aan tafel. "Nu zijn de Belgen onze broeders, onze gelijken, waar wij mee sparren en mee kunnen vechten." Het klink gelaten en vitaal tegelijk, maar ook zonder enig spoor van wrok.


Of de economie aan het opkrabbelen is, is de vraag. De kloof tussen puissant rijk en straatarm wordt eerder uitgediept dan overbrugd. De stad Kisangani telt ruim anderhalf miljoen inwoners. Het is een bedrijvige stad, met veel pariculiere initiatieven. Overal langs de weg zitten vrouwen en mannen met een klein ‘winkeltje’. Gewoon op de grond of met een tafeltje en een stoeltje.  Ze verkopen ananas, mango’s, die hier het hele jaar door als rijpe vruchten van de enorme bomen vallen, avocado’s, aardappelen en etenswaar die ik niet helemaal thuis kan brengen. In kleine optrekjes steken kleermakers en naaisters ter plekke een bloes of een avondjurk voor je in elkaar. Er zijn opvallend weinig bedelaars. Hier en daar begeleidt een klein jochie zijn blinde opa of oma.

Om te winkelen hoef hier je overigens niet je stoel uit te komen, wanneer je ergens een colaatje drinkt. Groenten, fruit, sokken, horloges, digitale kabeltjes voor je telefoon, toiletpapier, spiegels en tandpasta, met van alles en nog wat komen de vendeurs langs. Talloze jonge jongens houden zich bezig met de verkoop van telefoonminuten, of met stapels papieren wisselgeld. Ook hier ontgaat mij wat daar nou zo winstgevend aan is. Meestal brengt het maar enkele Congolese centen op, hoor ik wel. Op de grote stadsmarkt heb ik me tot op heden niet nog niet gewaagd, wat daar wordt aangeboden kan ik echt niet allemaal thuisbrengen. 

Ondernemend zijn de Congolezen hier dus wel. Openbaar vervoer is er niet. Het wegennet in Congo is overigens landelijk een probleem. Geasfalteerde wegen, die de grote steden met elkaar moeten verbinden zijn er niet. Hier en daar is er een spoorlijn en er is natuurlijk de Congo, de op de Nijl na grootste rivier in Afrika, die als een slang door het noorden van de Congo slingert. Zij verbindt over een afstand van ruim 1.800 km. onder meer Kinshasa met Kisangani. Die is alleen in perioden van voldoende regenwater bevaarbaar. Bij overbrugging tussen de beide oevers gaat per bootje. Met soms 20 tot dertig man tegelijk steken de mensen in een uitgeholde boomstam, mutumbu genaamd, de rivier over.

De onverlichte wegen van rode aarde over land, vol gaten en kuilen, gaan dwars door het bijna ondoordringbare regenwoud, slechts weinig chauffeurs wagen zich daar aan. Het zijn de Chinezen, die hier momenteel aan de weg timmeren, tenminste voor zover dat in hun eigen voordeel uitpakt. In ruil voor concessies in de lucratieve mijnbouw van onder meer coltan en koper, worden in de steden her en der paden geasfalteerd.

De Chinezen hebben daarmee voorgoed het straatbeeld in Kisangani veranderd. Waar tot voor kort de fietsers het straatbeeld bepaalden, rijden nu motors van het merk Qingqi op de pas geasfalteerde wegen. Op elke hoek van de straat staan groepjes jonge knullen met hun motor op klanten te wachten. Het zijn de taxi’s van de stad. Voor vijfhonderd Congolese Francs  brengen ze je overal in de stad. Dat is omgerekend dertig cent. De prijs stijgt een beetje als de chauffeur twee, drie of nog meer klanten op zijn motor meeneemt. Een keer zag ik een vader met vijf kinderen op één motor. Aan het eind van de dag wordt de motor aan de oever van de Congo gewassen en gepoetst.

zaterdag 3 november 2018

Congo - Centre Simama

Ik logeer in een comfortabele woning bij de Frères de la Charité. Zij voeren het beheer van het Centre Simama, een revalidatiecentrum voor gehandicapte kinderen en volwassenen. Dit centrum is in de jaren tachtig opgericht is door de Nederlandse Pater Martien Konings, SCJ. Via het Liliane Fonds kwam ik met hem in contact en in de laatste jaren van zijn leven, toen hij terug was Nijmegen, raakte ik met hem bevriend. Als fysiotherapeut was ik bijzonder geïnteresseerd in het werk dat hij deed in Kisangani. We spraken af, dat ik het centrum een keer zou bezoeken. Tot half december ben ik nu hier om mee te werken op de afdeling van de fysiotherapie en om polshoogte te nemen hoe we het centrum verder kunnen helpen. Een pracht job.

De situatie hier is in geen enkel opzicht te vergelijken met die in Nederland. Er is geen verplichte verzekering voor volksgezondheid. Mensen worden geacht hun eigen boontjes te doppen. Omdat zij niet voor zichzelf kunnen zorgen en er geen medische behandeling voor handen is, raken zij geïsoleerd en uitgerangeerd. Baby's die door geboortetrauma's mentaal of motorisch gehandicapt zijn, zijn een blok aan het been voor de ouders. In de grote gezinnen zijn de vaders en moeders druk bezig om de tien tot vijftien monden te voeden. Met een gehandicapt kind kunnen ze geen kant uit. Vaak zijn ze een reden tot echtscheiding. Maar ook volwassenen met verlammingen worden gestigmatiseerd en aan hun lot overgelaten. 

Misschien zijn ze wel behekst en brengen ze ongeluk! In het centrum Simama, dat Sta Op betekent, krijgen ze een menswaardig bestaan en worden ze professioneel behandeld. Er wordt hard aan gewerkt om die mensen een gevoel van eigenwaarde te geven.


Op 19 oktober 2017 overleed pater Martien, die het centrum bijna veertig jaar geleden heeft op gericht. Dit jaar was er een drukbezochte herdenkingsdienst voor hem. Die vond plaats in de door onze nationale bierbrouwer gesponsorde sporthal. Ik zou me dus in die 'Heinekenhal' op mijn gemak hebben moeten voelen, ware het niet dat ik voor de gelegenheid geacht werd een woordje te spreken en om het verstaanbaar te houden moest dat in het Frans. Er werden me enkele woorden in de plaatselijke talen Lingala en Swahili ingefluisterd. Het gehoor was vriendelijk genoeg om te zeggen, dat het heel goed gegaan was. Heb veel handen moeten schudden. Vond het wel heel grappig toen een albino man mij heel ad rem begroette met: "Wij tweeën zijn de enige blanken hier." 😀

Nergens heb ik een vitalere kerk meegemaakt dan hier. Het is een 'werkende kerk' die solidair is met rafelrand van de samenleving. Zij schaart zich onvoorwaardelijk aan de kant van de minderbedeelden en klaagt onomwonden de corruptie in de politiek aan. Dat zij hiermee niet de sympathie van Kabila en de zijnen oproept, neemt zij voor lief. Op zondagen zijn de straten leeg en zitten de kerken vol. De diensten in de grote kathedraal van de stad zijn een uitbundig feest. Deze vieringen bieden de gelegenheid om tenminste enkele uren een andere dimensie van de rauwe dagelijkse werkelijkheid te beleven. Ze worden druk bezocht. Er zijn in het weekend alleen al in deze kerk vijf diensten, waarbij nagenoeg alle plaatsen bezet zijn. 


Een veertig koppig gospelkoor zingt de sterren van de hemel. Stemmen die klinken als klokken. Ritmisch begeleid door inheemse Afrikaanse drums galmen de  gezangen door het enorme gebouw. Welluidende liederen in het Frans of in Swahili gaan door merg en been gaan en raken  rechtstreeks je ziel. De vieringen, die vol overtuiging de hemelpoorten bestormen, duren ongeveer twee uur. Ondertussen swingen tien misdienaars in witte gewaden op het altaar onvermoeibaar met de muziek mee. De parochianen, deinen lustig in de kerkbanken op de maat mee, klappen in de handen en zwaaien met hun armen. Het getuigt allemaal van een indringend beleefde devotie.


De collecte vindt, heel praktisch, plaats in plastic emmers, die voor bij het altaar worden geplaatst. Wie wil en kan brengt zelf zijn aandeel naar voren. Op die manier worden mensen die zich een bijdrage niet kunnen permitteren, ontzien.

zaterdag 27 oktober 2018

Kisangani, DR Congo

Langzaam maar zeker begin ik een beetje mijn weg te vinden in en rondom het huis. Het ligt in een rustige en welvarende wijk van de stad, waar ook de woning van de bisschop is en het regionale coördinatiecentrum  van Artsen zonder Grenzen gevestigd is. Iets verderop is de campus van stadsuniversiteit. Hier wonen de studenten in kleine houten vertrekken. De universiteit heeft onder meer een medische faculteit en staat bekend vanwege zijn goede psychologiefaculteit Hier zijn enkele doorgaande grote wegen wel geasfalteerd, terwijl rond de studentenhuizen en verder in andere wijken van de stad brede zandpaden lopen van rode aarde. Bij de tropische regenbuien veranderen ze in modderpoelen.

Wanneer het droog is, zijn het stoffige paden, waarop het verkeer niet harder rijdt dan twintig, dertig kilometer per uur vanwege de diepe kuilen en het puin dat de diepste gaten provisorisch moet vullen. Als je er loopt, zeker in het donker, is het oppassen geblazen. In de volkswijken is er geen onderscheid tussen het erf van de bewoners, de stoep voor de voetgangers en de weg waar het verkeer over rijdt. Het een gaat naadloos over in het ander. Overal wordt gekookt. Overal klinkt muziek.

Aan het einde van de dag, wanneer de oranjerode zon gestaag achter de kim wegzinkt, neemt ook de branderige hitte af. Dit is evenals de vroege  ochtend het prettigste gedeelte van de dag. Met een huisgenoot maken wij een wandeling, zodat ik de buurt wat kan verkennen. Wanneer de zon weg is, is het direct pikkedonker. Zeker nu de stroom in deze wijk is uitgevallen, wat overigens geen uitzondering is. We moeten opletten waar we onze voeten zetten. Maar lokale verkopers balanceren met grote schalen fruit en andere koopwaar op hun hoofd onverstoorbaar rond. Via het universiteitsterrein en een drukbevolkte woonwijk, waar zich het leven buiten de deur afspeelt, wandelen we naar het Centre Simama.

Daar is het op zaterdagavond een oase van rust. Enkele medewerkers zitten buiten onder een glasheldere diepblauwe hemel, waarin talloze fonkelende sterren schitteren. In Nederland ligt de Milky Way als tand-bedervende versnapering in de schappen bij de kassa van de supermarkt. Hier is de melkweg als een mysterieuze kosmische nevel in haar volle pracht met het blote oog zichtbaar. In het strijklicht van een helder wassende maan, waar je een boek bij zou kunnen lezen, lopen we over het terrein van het centrum en maken een praatje met de medewerkers.

In het centrum wordt heel klassieke fysiotherapie bedreven, zoals in Nederland tot voor kort ook nog plaatsvond en soms hier en daar nog steeds. Het 'passief' behandelen op de behandelbank is hier heel herkenbaar, maar maakt patiënten afhankelijk en is volgens de moderne inzichten niet altijd meer wenselijk. We verhuizen daarom regelmatig van de privé behandelcabine naar de sporthal. Met name met de veel voorkomende hemiplegie patiënten. Mensen, kinderen en volwassenen, met half-zijdige verlammingen. Voor mensen met een dubbelzijdige verlamming, aan beide benen, is er ingenieuze passieve constructie bedacht voor een 'activerende' behandeling.

Er is voor hen een voor de hand liggend hulpmiddel ontworpen. Een lichaamshoge plank met voetensteun, die rechtop gezet wordt en waaraan de patiënt staande vastgesnoerd is. Er wordt een hoog tafeltje voor gezet wanneer mensen hun armen wel kunnen gebruiken. De behandeling bestaat uit de patiënt twintig minuten tot een half uur te laten staan. Altijd in gezelschap van een of meerdere familieleden. Ook kleine kinderen worden zo behandeld. Het is primitieve methode en misschien een discutabele therapie, maar niets doen en deze patiënten in hun onvermogen alleen laten, is mijns inziens een slechtere oplossing. We gaan op zoek naar een progressievere methode.

We zien veel, vaak ook nog heel heel jonge kinderen, met neurologische afwijkingen en motorische achterstanden. De soms minder subtiele aanpak, maakt er huilbaby's van. In de verschillende behandelingswijzen zie ik de hardheid van het dagelijkse bestaan van veel mensen terugkomen. We hebben afgesproken dat we wekelijks met alle collega's samenkomen. Graag wil ik te weten komen hoeveel kennis er in huis is op neurologische gebied en stoornissen in de motorische ontwikkeling. Aan de hand van de vraag daarnaar gaan we workshops houden over motorische en neurologische ontwikkeling bij pasgeboren baby's en kleine kinderen. Over omrollen en hoofdbalans. Er is een Bobath-bal aanwezig, die gebruikt kan worden om evenwicht en zitstabiliteit te stimuleren.

Ook clinics voor behandelingen van complexe gewrichten als schouder en pols, hebben we op het programma gezet. Als gevolg van het vallen van een motor, die hier voor soms drie of vier mensen tegelijk als taxi dient, komen vaak breuken voor aan deze gewrichten. Trauma's die niet of pas heel laat behandeld worden, wanneer de gewrichten verstijfd zijn. Er is een enorme inzet voor gehandicapten en een honger naar kennis over nieuwe inzichten bij chronische aandoeningen. Men wil niemand teleurstellen.



zaterdag 20 oktober 2018

Berichten uit het hart van Afrika

Midden in het Afrikaanse continent ligt Congo. Weliswaar ver van Nederland, maar in haar turbulente geschiedenis hecht verbonden met buurland België. Lumumba, Kasavubu en Mobutu waren jaren lang in het politieke wereldnieuws.  Op economische gebied bungelt het onder aan wereldranglijst van welvarend landen, ondanks dat het beschikt over de meest kostbare grondstoffen - diamant, cobalt, goud, wolframiet, tin, koper - in een van de grootste hoeveelheden ter wereld. Niet de bevolking maar buitenlandse multinationals profiteren daarvan. Het land ontleent haar naam aan de Congo-rivier. Na de Nijl de grootste rivier van Afrika. Congo, groter dan Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië bij elkaar, ligt in het hart van Afrika. 

Dit immense gebied werd door ontdekkingsreiziger  Henry Morton Stanley voor het eerst in kaart gebracht. In 1885 werd Congo tijdens de koloniale Conferentie van Berlijn, toebedeeld aan de Belgische koning Leopold II, die het als particulier bezit voor eigen gewin exploiteerde. Toen bekend werd dat dit gepaard ging met een genadeloze uitbuiting van de bevolking, waarbij in vijfentwintig jaar ruim vijf miljoen Congolezen stierven van uitputting en uitbuiting, moest de Belgische staat het land overnemen van de koning. Vanaf 1908 heette het Belgisch-Congo. Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk. Nu heet Congo-Kinshasa de Democratische Republiek Congo met Joseph Kabila als president. De politieke onrust is daarmee echter niet verdwenen.

Op N’Djili, de grote internationale vlieghaven van Kinshasa, een wereldstad met zestienmiljoen inwoners, is nauwelijks iets te merken van het grote verschil in levensstandaard met Europa. Hier worden naar hartenlust luxe merkartikelen geshopt. Daarbuiten is het leven anders. De duisternis valt hier, rond de evenaar, al om zeven uur in. Langs de kilometers lange, onverlichte  maar geasfalteerde snelweg naar de stad, gonst het van de activiteit. Vooral – op het oog – vervallen laagbouw van eenvoudige kleine winkeltjes, warenhuizen, eethuisjes en  grote mensenmassa’s. De eerste week verblijf ik in Kinshasa, om uit te vissen waar de zeecontainers met fysiotherapie materialen, die vanuit Nederland verstuurd zijn, zich bevinden.  Alle papieren blijken in orde. Een hele geruststelling. 

Het transport is al een paar weken per boot onderweg naar het revalidatiecentrum in Kisangani. Het zou mooi zijn dat de goederen aankomen, wanneer ik er ook ben. Het is een boottocht van achttienhonderd kilometer over de Congo-rivier, die als een machtige zilveren slang oostwaarts door het tropisch regenwoud meandert. Ik hoor dat het vervoer over de rivier afhankelijk is van waterstand in de Kongo, die per seizoen sterk wisselt.  Het zal zeker zeker twee tot drie weken in beslag nemen. Ik reis met het vliegtuig aan de vracht vooruit. Een vlucht van tweeëneenhalf uur. Zowel bij vertrek als aankomst van de binnenlandse vluchten is er douane. 

De gang door de douane verloopt volgens een onoverzichtelijk geheel van documenten, regels en voorschriften, waar zich niemand aan lijkt te storen. Ik vertrouw erop dat alles goedkomt. In Kisangani wordt ik uit de wanorde gered door twee vriendelijke en hulpvaardige Congolezen die mijn naam op een stuk papier omhoog houden. Zij vinden, tot mijn grote verbazing, in de georganiseerde chaos ook mijn bagage terug. Het zijn medewerkers van het Centrum Simama, met wie ik momenteel onder hetzelfde comfortabele dak leef. Centre Simama is een revalidatie centrum, opgericht in de jaren tachtig door de Nederlandse pater Martien Konings SCJ. Hier worden met name minder vermogende gehandicapten kinderen en volwassenen behandeld en geholpen om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien. Tot ongeveer half december zal ik hier zijn om kennis te maken met de afdeling fysiotherapie en om polshoogte te nemen hoe en in welke mate het centrum gesteund kan worden.

Het Centre Simama is een ordelijke en goed georganiseerde oase aan de rand van de stad met een miljoen inwoners. Er is een flinke sportzaal gebouwd met sponsor geld van een grote Nederlandse bierbrouwer. Daarnaast is er een behoorlijk goed uitgeruste afdeling fysiotherapie. Tussen de frisgroene gazons liggen keurig aangeharkte grindpaden, die de verschillende verbouwen met elkaar verbinden. Hier krijgen geestelijk en lichamelijk gehandicapten kinderen les. Hier worden vrouwen, die slachtoffer van verkrachtingen zijn, opgevangen en begeleid. Meisjes kunnen zich een beroep coupeuse aan meten. Op de fysiotherapie afdeling krijgen gehandicapten hun behandelingen.

Kisangani is een relatief rustig gebied. In tegenstelling tot Kinshasa kan ik hier met een gerust hart dan ook alleen over straat. Maar de politieke macht van Kabila, of het gebrek daaraan, strekt ver. In de grondwet is bepaald dat twee termijnen de maximale periode voor een president is. In december 2016 had hij er al twee termijnen op zitten. De tot april 2018 uitgestelde presidentsverkiezingen, vinden nu rond 23 december plaats. In verband met de te verwachten onrust, - afhankelijk van wie de nieuw gekozen president wordt - kreeg ik te horen, beter voor die tijd het land te verlaten en me niet met politiek in te laten. 


warme groet uit het hart van Afrika